KRONIEKEN
Informatie over figuren die hun stempel hebben gedrukt op 's-Gravenwezel en erbuiten, wetenswaardigheden en ook de geschiedenis van de gemeente.
LODEWIJK DE VOCHT (1887 - 1977)
Lodewijk De Vocht was vooral bekend als musicus, componist en dirigent.
Lodewijk de Vocht werd geboren in Antwerpen op 21 September 1887. Als koorzanger van het Antwerpse Kathedraalkoor werden zijn muzikale gaven vlug ontdekt door kapelmeester Emiel Wambach. Lodewijk volgde lessen aan het Vlaams conservatorium. Pauk Gilson en Lodewijk Mortelmans waren zijn leraren fuga en compositie. Hij studeerde ook nog piano en viool.
Aan het Sint-Ignatiuscollege ontdekte hij de literatuur en de kunstgeschiedenis. Toen Lodewijk vijftien jaar was componeerde hij al een lied op tekst van Guido Gezelle: "O Jesu, allerliefste kind", het kreeg meteen de eerste prijs van de stichting "Liederen van het volk". Ook het mooie "Adeste Fidelis", veelvuldig gezongen tijdens de beroemde kerstnachten van de Antwerpse Kathedraal, schreef hij als zestienjarige knaap. Hij maakte toen al deel uit van de " Nieuwe Concerten". Daar zag de jonge Lodewijk grote solisten en dirigenten van zijn tijd aan het werk, zoals o.a. Richard Straus, Gustav Mahler, Siegfried Wagner, Sergei Rachmaninoff, Hans Richter en vele andere. Zijn mooiste liederen maakte hij op teksten van Gezelle, Rodenbach, Alice Nahon, Bert Pelemans, Willem Gijssels, Jozef Simons en Jozef Muls. Kent u nog : Liefde gaf U duizend namen ?
Ten huize van Maria Belpair, aan de Margravelei in Antwerpen, leerde de Vocht belangrijke mensen kennen zoals minister August Van Cauwelaert, de schrijvers Stijn Streuvels en Felix Timmermans, enz.
In 1910 dirigeerde Lodewijk de Vocht werk van Beethoven zonder partituur. In 1912 volgde de Vocht Wambach op als kapelmeester van de kathedraal en bleef dit tot in 1950.
In 1913 trad De Vocht in het huwelijk met Maria Moerincx. Zij kregen zes kinderen van wie twee zoontjes vroeg stierven. In 1923 verhuisde het gezin De Vocht naar de Turnhoutsebaan in Schilde en in 1934 werd het statige "Krekeloord" in de Kerkstraat in s-Gravenwezel zijn definitieve woonplaats. Het huis werd in 1934 gebouwd door architect K. Van Looy. Thans wordt het Krekeloord bewoond door een kleindochter van De Vocht en haar man. Sinds jaren worden er restauratiewerken uitgevoerd, met veel aandacht voor het behoud van het authentiek karakter van het gebouw. Onder het Mariabeeld op de voorgevel vertrekt rondom het huis het volgende onderschrift "SUBTUUM PRAESIDIUM" (onder uw heerschappij). Dit verwijst duidelijk naar de stichting van Chorale Cecilia in 1916. De tekst eindigt op de zijmuur onder de beeltenis van Cecilia met pijpenorgel. Een verdieping hoger zien we de monogram MP en ME gevolgd door het teken Omega, symbool voor het einde. Dit duidt op de overleden kinderen van het gezin De Vocht. Het teken Omega dat zich bevindt achter de initialen van de overleden kinderen van De Vocht, staat in feite omgekeerd en vormt zodoende een lier. Krekeloord werd zo genoemd omdat er eertijds veel krekels huisden in de tuin.
Chorale Caecilia - In 1916 hervormde hij het dameskoor van Constance Teichmann tot het gemengde "Koninklijke Chorale Sinte Caecilia". In 1920 gaf De Vocht met zijn Chorale Caecilia, naar aanleiding van het vierde eeuwfeest van de geboorte van Christoffel Plantijn, een internationaal gewaardeerd concert. In 1921 werd hij leraar aan het conservatorium van Antwerpen en kreeg hij de leiding van het Antwerpse Beethoven-festival, waar hij een brillante uitvoering gaf van negen symfonieën en de Missa Solemnis. In 1944 werd hij directeur van het Antwerps Conservatorium.
Lodewijk De Vocht was een eminent dirigent. Zijn jaarlijkse uitvoeringen van Bachs Mattheus-Passion op paaszaterdag zijn legendarisch, zelfs tot in Parijs toe, waar hij in 1928 nog het "Ave Verum", het "Requiem van Mozart" en de "Euménides van Milhaud" als toemaatje gaf, de Parijse pers was wild enthousiast. Hij dirigeerde de "Chorale Caecilia","De Nieuwe Concerten", en de "Concerten van het Vlaams Concervatorium". In Brussel dirigeerde hij 80 concerten in het paleis van schone kunsten voor de "Société Philarmonique". In 1937 was hij met de Chorale Caecilia en het Nationaal Orkest van België terug in Parijs. Hij kreeg er het ridderkruis van het Erelegioen en de hoogste onderscheiding voor zijn muzikale prestaties.
Jeanne D'Arc Au Bûcher - In 1940, vlak voor de tweede wereldoorlog, bracht hij de première van "Jeanne d'Arc au bûcher" een werk van Claudel en Honegger. Beide auteurs waren bijzonder enthousiast. Vooral aan het visioen van Jeanne op de brandstapel had De Vocht een hallucinante dimensie gegeven. Na Antwerpen moest De Vocht dit werk ook opvoeren in Brussel, Parijs en Amsterdam, waar het in het kader van het Holland-Festival zes maal hernomen werd.
De Vocht interesseerde zich echter ook voor volkszang. Hij componeerde de "Jaarkrans van geestelijke liederen rond de haard", "Psalmen voor volkszang","Fabelen" en tientallen stap- en strijdliederen en volkse kerkzangen, o.a. het bekende "Onze-Lieve–Vrouw van Vlaanderen".
Hij schreef tussen 1962 en 1965 het gekende oratorium "Primavera" en concerto's voor viool en cello. Op 85-jarige leeftijd begon hij zelfs nog te componeren voor gitaar en schreef : "Landelijke Suite, fantasia's en flamenco's".
In 1963 stierf zijn echtgenote, die hij trouwens in het "Corale Caecilia" had leren kennen. In 1967, Lodewijk De Vocht was toen 80 jaar, legde hij de dirigeerstok neer, maar hij bleef muziek schrijven. In samenwerking met tekstdichter Bert Pelemans schreef hij de liedersuite "Tijl Uilenspiegel Ballade". Tot zijn negentigste verjaardag schreef hij nog talrijke liederen. Hij overleed op zondagavond 27 maart 1977 in zijn "Krekeloord" met prachtige tuin, in de Parel der Voorkempen 's-Gravenwezel, waar hij zoveel inspiratie opdeed.
Op de 100ste verjaardag van Lodewijk De Vochts' geboorte, werd het dorpsplein van 's-Gravenwezel, dat maar enkele meters van zijn huis ligt, genoemd naar deze veelzijdige toondichter en dirigent. Meer dan veertig jaar leefde en werkte Lodewijk De Vocht in de Parel der Voorkempen. De vruchtbaarste helft van zijn leven heeft hij met zijn vrouw en kinderen in 's-Gravenwezel mogen doorbrengen. 's-Gravenwezel zal hem niet vergeten en in september 1997 werd hij er trouwens groots gevierd met in 1999 – als kers op de taart - het prachtige standbeeld van de hand van Wilfried Pas !