KRONIEKEN
Informatie over figuren die hun stempel hebben gedrukt op 's-Gravenwezel en erbuiten, wetenswaardigheden en ook de geschiedenis van de gemeente.
MARIE-CAROLINE ROOSE DE BAISY (1797-1850)
Weldoenster, stichtte klooster en school H. Hart van Maria
Marie-Caroline Roose de Baisy werd geboren in 1797. Zij was de dochter van Carolus Petrus Josephus, graaf Charles de Roose de Baisy (°Antwerpen 19.08.1768 - † Brussel 30.10.1817). Charles de Roose was heer van 's-Gravenwezel en bewoner van het groot kasteel. Hij huwde in 1796 met Henrica J.F.G. de Visscher de Celles. Door het huwelijk in 1928 van hun oudste dochter Marie-Caroline met Philippus Arnoldus Gillès (1796-1874), senator en burgemeester van 's-Gravenwezel, kwam zij op het kasteel wonen en werd er aldus de eigenaar van. In de feestzaal van heemkring "De Drie Rozen" hangt het geschilderd portret van Carolus Petrus Josephus, graaf Charles de Baisy, vader van Marie-Caroline.
Begin 19e eeuw heerste er veel armoede, ongeletterdheid, zedenverwildering en criminaliteit. Vooral de jeugd was er het slachtoffer van. Priester Lodewijk Vincent Donche (1769-1857), een befaamd Belgisch jezuïet en mecenas, wilde het volkskind een christelijke, menselijke vorming geven. Hij predikte hierover in de Sint-Caroluskerk te Antwerpen. Eén van de toehoorders, gravin Regina dellafaille de Levergem, douairiére van Karel van de Werve de Vorselaar, voelde zich hierop aangesproken. In 1820 richtte zij een meisjesschool op te Vorselaar met de hulp van Donche.
In 's-Gravenwezel besloot Caroline Roose de Baisy, die verwant was met Regina Dellafaille, het voorbeeld van de gravin van Vorselaar te volgen. Zij vroeg Monseigneur de Méan, aartsbisschop van Mechelen, de toelating om in het geheim een katholieke school te mogen oprichten, wat haar werd toegestaan. Caroline Roose deed beroep op Donche en stelde het Grauwhof ter beschikking, zij huurde dit gebouw van de familie de Caters. Het Hollandse bewind dulde geen onderwijs gegeven door kloosterzusters, alleen leken mochten les geven. De zusters deden zich dus voor als leken, loontrekkenden in dienst van het kasteel. De school kreeg de naam "Huys van H. Hert van Maria". 14 juni 1828 was de eerste schooldag van de nieuwe stichting. De gravin lag aldus aan de grondslag van de latere school en klooster H. Hart van Maria.
Uit een rapport van 20 november 1828 weten we dat de gravin de leiding van de instelling waarnam voor wat betreft het materiële welzijn en de pastoor zorgde voor het geestelijke welzijn.
In 1830 verhuist de zusterschool naar Hof ter Linden, ter beschikking gesteld door burgemeester Gillès, de eerste burgemeester van het onafhankelijke België. Een verkoopakte uit de Hollandse tijd betreft de verkoop van een "plaizantie cum annexis" gelegen te 's-Gravenwezel met als koper de heer Gillès Roose, het domein betreft "Hof ter Linden".
Men gaf niet alleen les in de school maar de zusters gaven ook onderdak aan wezen en alleenstaande bejaarde vrouwen. Priester Donche ging hiermee niet akkoord en zo ontstonden spanningen tussen Donche en de familie Gillès-Roose, met de afsplitsing van de orde van Vorselaar als gevolg. Na bemiddeling van de aartsbisschop en de overste der trapisten startte men in 1840 met de bouw van een nieuw klooster en een school op grond aan de Oudaan aangekocht door Gillès.
De canonieke oprichting "Congregatie der Christelijke scholen H.Hart van Maria" gebeurde op 28 mei 1850. Op 9 juni 1850 overleed Caroline Roose de Baisy.