KRONIEKEN
Informatie over figuren die hun stempel hebben gedrukt op 's-Gravenwezel en erbuiten, wetenswaardigheden en ook de geschiedenis van de gemeente.
MATHILDE DE CATERS (1811 - 1897)
Jonkvrouwe, weldoenster, eigenares van het Kattenhof, bouwde de Caterskapel
Mathilde de Caters werd geboren op 14 mei 1841 te Gent en stierf te 's-Gravenwezel op 8 december 1897. Zij was de oudste dochter van Charles,Marie Joseph de Caters (1767-1820) en van Isabella,coletta,Ghislaine de Potter (1776-1855). Als Mathilde 5 jaar is sterft haar vader. Zij had een broer, jonker Carolus Albertus Maria Josephus Gisselmus de Caters, die jong overlijdt op 11 juli 1816 in de leeftijd van 3 maanden en half. Na de dood van haar broertje was Mathilde de enige erfgenaam.
De familie de Caters was schatrijk. Zij bewoonden het Kattenhof, een slot uit de 15e.eeuw, dat verbouwd werd eind 17e eeuw. Bovenop het gebouw staat een driehoekig fronton met de afbeelding van een kater in half verheven beeldhouwwerk. Het kasteel is omringd door een prachtig park. Van de familie de Caters wordt beweerd dat zij 42 miljoen aan gouden geld in de kelder bewaarden. Ook hadden zij eigendommen in de Kempen van Wijnegem tot Hoogstraten. Zij bezaten hoeven en gronden in de streek van Gent en Nederland. Adriaan Vermeiren was bediende en de vertrouwensman van Matilde, hiij ging op regelmatige tijdstippen zijn ronde doen in Nederland. Hij bleef dan vaak meer dan een week weg, noteerde de klachten van de pachters en bracht daarover verslag uit bij de Jonkvrouw, herstellingen die nodig waren werden dan uitgevoerd.
Het 's-Gravenhof was ook eigendom van familie de Caters. Op een balk in de oudste gebouwen staat een inscriptie gebeiteld daterend van 1657. De kapel van 's-Gravenhof is van veel latere datum namelijk rond 1845, deze werd waarschijnlijk in opdracht van Mathilde of van haar moeder gebouwd.
In 1855, Mathilde is dan 41 jaar, sterft haar moeder. Zij wordt begraven op het kerkhof van 's-Gravenwezel. Haar dochter gaat hiermee niet akkoord zoals blijkt uit een verslag van een buitengewone zitting van de kerkmeesterskamer op 1 december 1855.
"Gezien de aenvraeg gedaen door Jongvrouwe de Caters van dato dertien dezer en hier aengevoegd, strekkende om het lichaam harer overleden Moeder, op het kerkhof alhier begraven, te mogen ontgraven, en hetzelve te mogen plaetsen in eenen grafkelder op haer hof of buytengoed, in deze gemeente, en het aldaar te laten rusten gedurende het leven van de Jongvrouwe de Caters aenvraegster, om na haer dood overgevoerd te worden in eenen familiegrafkelder, die zy ook aenvraegt te mogen maken op het kerkof te 'sGravenwezel. Mathilde belooft elk jaar 200 fr. te schenken aan het kerkfabriek en 200 fr. aan de armenraad. Jaarlijks en altijddurend twee jaargetijden met uitdeling van brood voor de armen."
Op 31 maart 1856 biedt Juffrouw de Caters vierhonderd frank voor 22 vierkante meter kerkhofgrond gelegen achter het hoogkoor van de "oude kerk". De raad stemt toe gezien het kerkhof groot genoeg is en er nog veel plaats rest voor de mensen van Wezel.
Caterskapel
Op zekere dag reed de koets van Jonkvrouw de Caters tegen een boom. Het voertuig kantelde en hierdoor viel Mathilde uit het rijtuig. Gelukkig werd zij niet door de koets verpletterd. Uit dankbaarheid voor de goede afloop laat Mathilde in 1869 een kapel bouwen. De Caterskapel staat op de grens van de Brechtse Heide te Schilde. Op het perceeltje van 1236 vierkante meter waarop de kapel staat mag men niets aan het uitzicht veranderen. Recht tegenover het bedehuisje ligt een grote vlakte. Dit is het voormalige vliegveld van Pierre de Caters, neef en enige erfgenaam van Mathilde de Caters, zijn tante. Na aankoop liet het gemeentebestuur de kapel terug opknappen. Rond de eeuwwisseling heeft de heer Vergoets het interieur van de kapel gerestaureerd, dank zij hem wordt alles nog steeds goed onderhouden. Ook zorgt de heer Vergoets voor het opkuisen van het graf van Mathilde te Sint-Job.
Dat Juffrouw de Caters geen kat was om zonder handschoenen aan te pakken ondervond ook pastoor Mullens van Sint-Job. Hij vatte het plan op om de parochiekerk te vergroten. Maar Mathilde moeit zich zodanig veel met de verbouwingen, dat de pastoor en bouwmeester Gifé haar wegzonden. Zij wilde eens laten zien wat zij kan en laat vlakbij de parochiekerk een bijna even grote kerk bouwen. Zelfde stijl, zelfde toren. Een pater Witheer werd naar Sint-Job gehaald als geestelijke herder. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog in 1914 werden de torens van de kapel en van de kerk gedynamiteerd. De kapel liep hierbij zoveel schade op dat zij later volledig moest gesloopt worden.
In 1879 laat Mathilde een kostschool bouwen, bestuurd door de zusters Franciscanessen die reeds enkele jaren in Sint-Job verbleven. Zij gaven les aan meisjes van Sint-Job en omgeving. Zusters en "pensionnairs" gingen uiteraard regelmatig naar de kapel van de Caters.
Mathilde was vrijgevend. De communicanten kregen allemaal dezelfde donkerblauwe wollen stof om een kleed te maken. Althans de meisjes, de jongens kregen niets, zij vielen uit de boot. Bij het donkerblauwe kleed droegen de kinderen een witte sluier, uitgeleend aan de communicanten door de zusters, die er een heel jaar lang zorg voor droegen. De dag na de plechtigheid gingen de kinderen, zowel jongens als meisjes te voet naar 's-Gravenwezel, waar zij in het 'sGravenhof werden getrakteerd op chocolademelk en koffiekoeken.
Op 4 juli 1874 lezen wij in een notariële akte van notaris Van Velthoven uit Schilde dat Jonkvrouw de Caters een perceel bouwgrond gelegen te 's-Gravenwezel dorp schenkt aan de Kerkraad. Op deze grond moet de nieuwe kerk gebouwd worden. In 1876 beslist de Kerkeraad in de muur van de in opbouw zijnde kerk een gedenksteen aan te brengen ter nagedachtenis van Barton Gillès de Pélichy, weldoener van de kerk. Mathilde de Caters kreeg er geen, want zo motiveerde de Kerkraad zijn beslissing: Op 4 juli 1874 kon Mathilde geen eigenares van de grond zijn, vermits het terrein op de eerste zitting reeds door de Weled. Heer Gillès was aangekocht. Maar de voormalige eigenaar van de grond, brouwer Mertens was weduwnaar met minderjarige kinderen en daarom moest de verkoop openbaar gebeuren. In de eerste zitting kon of durfde niemand opbieden tegen de kasteelheer-burgemeester eigenaar van de helft van het dorp. Alles zou normaal zijn verloop kennen in de tweede zitting. Maar Mathilde de Caters biedt meer en wordt zo eigenares van de grond. Als de Jonkvrouw vooralsnog een gift zou doen voor de opbouw van de kerk zal ook zij een gedenksteen krijgen. En zij heeft er een gekregen!! En wat voor één. Een witmarmeren ruitvormige steen die zich rechts vooraan in de kerk bevindt. Talrijke kerkgangers hebben ongetwijfeld de witte steen met het wapenschild gezien en de tekst gelezen waarmee dank wordt gezegd aan Jonkvrouw Mathilde de Caters "die de vloer en grond van de kerk schonk".
Mathilde Marie Ghislaine de Caters stierf op het Kattehof te 's-Gravenwezel op 8 december 1897. De begrafenismis had plaats in de parochiekerk van 's-Gravenwezel. Mathilde werd bijgezet in de grafkelder op het kerkhof van Sint-Job naast de kerk.